De Kluskirche in Niederuppsprunge werd in de 12e eeuw gebouwd op de plaats van een kapel uit de Karolingische tijd. Het was oorspronkelijk een romaans gebouw met één schip en een vierkante toren die was ontworpen als een verdedigingstoren zonder ramen. Het oorspronkelijke Romaanse gebouw werd in 1682 door de Bredelar abt Absalom Heuck uitgebreid met een vierkante travee en een koorafsluiting aan de oostkant. Deze uitbreiding onderscheidt zich duidelijk van het oudere deel met zijn nokkruisgewelven.
In 1700 kreeg de kerk een nieuw barok altaar, dat net als veel andere heiligdommen in de omgeving van Giershagen door de werkplaats van Papen was gemaakt. Het beeldhouwersatelier van Heinrich Papen (1645-1719) en zijn zoon Christophel (1678-1735) in Giershagen was een van de meest toonaangevende en creatieve ateliers van de barok in Westfalen. Ze werkten met albast, marmer en meelsteen, de stenen die in de omgeving te vinden waren. Ze lieten een uitgebreide collectie van meer dan 160 artistieke monumenten na, waaronder meer dan 40 altaren, op meer dan 50 plaatsen in de regio Westfalen en Waldeck.
De Kluskirche, die St. Fabian en St. Sebastian als beschermheiligen had, werd al vroeg een bedevaartsoord en kreeg ook wonderbaarlijke genezingen toegeschreven. Veel gebruiksvoorwerpen die door pelgrims in de kerk zijn achtergelaten, getuigen hiervan. Eens per jaar vond er een plechtige processie naar de Kluskirche plaats met een grote opkomst uit de buurt, gevolgd door een kerkmarkt (Kirmes).
In 1475 werd een pauselijke aflaat verleend voor deelname aan deze bedevaart. In 1693 verlengde paus Innocentius XII de plenaire aflaat voor het bezoeken van de Kluskirche op hoogtijdagen en tijdens processies.
De Kluskirche is een van de belangrijkste architectonische monumenten in de stad Marsberg. Dit juweeltje is bekend bij kunstkenners in de hele regio en wordt erkend als een waardevol cultuurmonument. De bijzondere betekenis ligt in het feit dat het volgens de LWL de enige overgebleven verlaten kerk in Westfalen is. Terwijl andere voormalige dorpskerken ook in verval raakten en werden gesloopt na de "desertie" van de dorpen (het verlaten van het dorp als woonplaats), is de Kluskirche, de dorpskerk van het voormalige dorp Uppsprunge, bewaard gebleven, omdat het tot 1802 diende als de plaatselijke kerk voor het resterende dorp Giershagen, zelfs na de verwoesting en het verlaten van het dorp.
Vanwege het artistieke en historische belang werd de kerk vervolgens meerdere keren bewaard en grondig gerestaureerd (bijv. door de RAD in de jaren 1930, recentelijk door de staat NRW). De staat NRW heeft een onderhoudsplicht omdat de kerk een van de weinige patronaten van de staat NRW is.
De Kluskirche was tot de 19e eeuw de parochiekerk van Giershagen en is nu het centrum van de idyllisch gelegen begraafplaats in het Diemeltal.
Je vindt de Kluskirche rechts aan het einde van Giershagen op de L870/Unterm Klausknapp in de richting van de B7.
Het voorportaal van de kerk is te bezichtigen, het schip is afgesloten met een traliehek.
De Kluskirche is ook elk jaar het eerste doel van de nationaal erkende paardenprocessie. Op de tweede zondag na Pasen verzamelen paarden en hun eigenaren, ruiters en koetsiers zich in Giershagen op het kerkplein - meestal zo'n 50 dieren: grote en zware koudbloedpaarden die kruizen en vlaggen dragen, edele warmbloeden met zijdeachtige, glanzende vachten, maar ook kleine paarden en pony's met brutale, alerte ogen. Verschillende koetsen, van enkelspan tot vierspan, nemen ook deel aan de processie.
Na de zegening en de eerste lofzang in de parochiekerk van St. Fabian en St. Sebastian, gaat de stoet door het dal naar de Kluskirche en de begraafplaats, de eerste halte. Hier worden de overledenen herdacht. Tijdens de paardenprocessie worden in totaal vier staties aangedaan.